meester Pieter
 
(Advertentie)
(Advertentie)

De grote zaal, werd ook wel de ridderzaal genoemd. In kleine kastelen speelde het dagelijkse leven zich vooral af in deze grote zaal. Iedereen ging er eten en de heer regelde zijn zaken die met het kasteel of zijn land te maken had. In de nacht sliepen er zelfs veel mensen in de tijd van de donjons, op de heer en zijn gezin en rentmeester (verzorgt het huishouden) na. Zij hadden hun eigen vertrekken.

Echter werd de grote zaal in grote kastelen gebruikt als middelpunt voor de rechtspraak, vergaderingen van het bestuur en voor feesten en andere vieringen .

Bij deze feesten en andere vieringen, werd er een feestmaal geserveerd in de grote zaal. De belangrijkste tafel stond verhoogd, waaraan de kasteelheer en zijn gezin met de meest geëerde gasten zaten. Deze tafel was netter gedekt dan de overige tafels, aangezien het een kleed had en een gouden of zilveren schip er stond, waarin de servet van de kasteelheer lag.

Het feestmaal werd gestart met trompetgeluid, waarna de bedienden het eten binnen brachten. Op dae schotels lag het eten voor een aantal gasten tegelijk. Echter hadden de geëerde gasten hun eigen schotels.

(Advertentie)

De boeren die hard moesten werken, hun vrouwen en kinderen die meewerkten. In het begin van de Middeleeuwen waren dat vooral horigen, onvrije boeren. Ze woonden in kleine boerderijen die ze zelf bouwden van hout, takken en leem. Beesten en mensen leefden vaak in één ruimte.
Horigen moesten de landheren gehoorzamen en mochten het land niet verlaten. Het was hun taak ervoor te zorgen dat er in het kasteel genoeg voedsel was. In ruil daarvoor kregen ze bescherming van de landheer en zijn soldaten. Als vijandelijke troepen kwamen plunderen, mochten ze schuilen in het kasteel.

Voor de verdedigers was het eerst belangrijk om zoveel mogelijk voedsel en water binnen de muren te halen. Tegelijkertijd bereidden de verdedigende ridders zich binnen de muren op de aanval. Ze verwijderden zoveel mogelijk brandbare zaken van het plein.

Wanneer er vijanden het kasteel wilden aanvallen, werd als eerste de ophaalbrug opgehaald. Deze kon als een wip omhoog worden gezwaaid. Daarna werden schuttingen met aan e onderzijde werpgaten, op de kasteelkantelen getimmerd. Deze schuttingen werden hordijzen genoemd.  Mezekooien waren de stenen variant van de hordijzen. Hordijzen en mezekooien dienden als beschutting, zodat de mensen veilig de vijand kon bekogelen, die over de muur wilden klimmen. Zo werd er kokende olie, kokend water en stenen gebruikt om door de gaten in de schutting te gooien. Er werden natte dierenhuiden over daken, hordijzen en andere houten constructies gelegd, om deze te beschermen tegen vuur.

De schietgaten werden bemand door boogschutters. Bij een bestorming werden lange stokken met haken gebruikt om stormladders(met aanvaller) van de muren te duwen. Boogschutters probeerden met brandende pijlen de evenhoge of blijde in brand te schieten. Soms werd er een mijngang gegraven om ondermijning te voorkomen. Dat had zelden succes. De richting was moeilijk te bepalen en bovendien mochten de aanvallers niets horen.

Op het kasteel zat er achter de ophaalbrug vaak diverse deuren en ook een valhek, die bestond uit hout en was bedekt met ijzer. Het valhek kwam omlaag langs gleuven in de muur. Valhekken werden bediend door touwen en een lier, vanuit een ruimte bovenin het poortgebouw.

Wanneer er gevaar dreigde, werd het poortgebouw dag en nacht bewaakt door soldaten. Er werd ’s avonds een bel geluid, wat betekende dat de stadspoorten werden gesloten en gebarricadeerd. Men kon dan de stad niet meer in of verlaten. Tevens was de bel, het sein dat de inwoners hun vuren moesten doven.

Een leuk feitje is dat de trappen in een kasteel rechtsom liepen. De reden was dat de soldaten hun arm vrij konden bewegen, terwijl de vijand dit niet kon. Hierdoor werd het mogelijk om de vijand snel te verslaan.

(Advertentie)

Klik op de afbeelding en lees meer informatie over een mottekasteel

(Advertentie)
(Advertentie)

Het leven op een kasteel had weinig comfort. Doordat glas een luxe product was, blies de wind door de houten luiken. De meeste mensen sliepen in de grote zaal op banken of matrassen van stro. In het begin van de 13e eeuw, kwamen de verwarmde slaap- en woonkamers. Deze werden verwarmd door een open haard en met kaarsen verlicht.

 

Op een kasteel woonden edelmannen en –vrouwen, bedienden, kapelaan en ridders. Een kasteel had vele functies. Zo werd het voor de schildknapen (ridders-in-opleiding) gebruikt als school, diende het als oefenterrein voor militairen, was het een vesting, woonhuis, stal en werden de wapens opgeborgen in een arsenaal.

 

De kasteelvrouwe was de vrouw van de heer en de belangrijkste vrouw op het kasteel. Wanneer de heer afwezig was, ontving de kasteelvrouwe overdag meestal de bezoekers in het slaapvertrek. Ook gaf ze opdrachten aan de rentmeester, die het huishouden verzorgde. Daarnaast hield ze toezicht op de landerijen in de buurt, zorgde ze ervoor dat voorraden aangevuld bleven en dat reparaties werden uitgevoerd. Verder zat de kasteelvrouwe vaak, met haar hofdames, in het slaapvertrek te borduren, schaken of muziek te maken.  Een ander tijdverdrijf was jagen of andere sporten.

De ridders konden tijden de toernooien verschillende kwaliteiten laten zien, zoals deugdelijkheid naar vrouwen, dapperheid tonen in het gevecht of vrijgevigheid naar toeschouwers. De toernooien werden als oefening gezien voor jonge ridders, zodat ze konden hun wapens en paard konden hanteren. Ook werden er aanvals- en verdedigingsstrategieën geoefend en zorgde een toernooi voor een betere samenwerking tussen de eenheden. Wanneer jonge ridders een goede prestatie neerzette tijdens een toernooi, vergrootte hij zijn kansen op een goed huwelijk.

 

Het populairste steekspel was met een lans. Hierbij reden de ridders te paard naar elkaar toe en probeerden de ander uit het zadel te stoten. Vanaf de 15e eeuw werd er een klein schot geplaatst, waardoor er twee banen ontstonden en de ridders enigszins gescheiden werden. Deze veiligheidsmaatregel moest ervoor zorgen dat de paarden niet tegen elkaar aan zouden botsen. De steekspellen waren met name populair bij Jridders, doordat ze een wapenuitrusting, goud of waardevolle paarden konden winnen. Helaas konden ze dit ook verliezen.